![]() |
DOOR rémon van gemeren
Anbeek heeft het voordeel op de middelbare school twee zeer enthousiaste leraren Nederlands te hebben gehad. De laatste was Sötemann, een bijzonder belezen docent, ook wat betreft Engelse, Franse en Duitse literatuur. ‘Als hij zei dat iemand een groot schrijver was, dan was het een groot schrijver. Ik meen hem eens te hebben horen zeggen dat hij Couperus de belangrijkste Nederlandse romanschrijver vond.’29
in Van oude menschen… en in het eerste deel van De boeken der
kleine zielen. Je onthoudt ze allemaal. Dat is vaktechnisch een
topprestatie. De meeste Nederlandse romans hebben één hoofdfiguur die wat naar
z’n navel zit te staren en af en toe iemand tegenkomt.’ Couperus weet echter
volgens Anbeek een hele wereld op te roepen, met veel verschillende karakters
die alle, soms door slechts één zin, tot leven komen.
Zielenschemering vindt Anbeek ontroerend omdat je daarin – niet voor het
eerst (dat was in Emants’ werk), maar wel bijna – iemand gek ziet worden.
Hierbij speelt een seksuele obsessie. Met het personage Gerrit van Lowe heeft
hij dan ook meer voeling dan met Lot Pauws. Het type van de dandy spreekt hem
weinig aan.
De verhalenverteller
Anbeek vindt Couperus een verhalenverteller in de goede zin van het woord. ‘We
hebben het postmodernisme gehad, waarin geëxperimenteerd en gespeeld werd met de
verhouding tussen werkelijkheid en fictie, maar dat is absoluut voorbij. Nu
krijgt iemand die een goed verhaal vertelt en daarbij een maatschappij doorlicht
en in al haar aspecten toont, zijn kans weer.’
Daarmee is niet gezegd dat de toekomst er voor Couperus
rooskleurig uitziet. Vele factoren spelen een rol. Couperus is een erg
interessante auteur, maar het taalgebruik – overigens niet in De boeken der
kleine zielen – is voor veel lezers lastig. Soms moet je door een taaie
passage heen, ook in de goede boeken. Anbeek noemt in dit verband de opening van
De stille kracht, die niettemin functioneel is. ‘Hier zie je de poëet
Couperus
30
terugkomen, en dat was geen goede poëet. Maar waar hij aan het vertellen
gaat, lijkt hij het poëtische te vergeten.’
De boeken die Couperus zelf het mooist vond, beschouwt Anbeek
als volkomen onleesbaar, met uitzondering van De berg van licht, omdat
dit een literair-historisch interessante roman is. Het gaat om boeken als
Psyche, Fidessa en de koningsromans. Eigenlijk is het oeuvre van
Couperus voor Anbeek in 1905 afgelopen en dus heel klein. Afgezien van Eline
Vere schreef hij in de periode 1900-1905 zijn grote werken. De manier waarop
Couperus de maatschappij in zijn beste werk beschrijft, is tijdloos, evenals de
emoties en verwachtingen. Dat alles blijft herkenbaar. Ook in sommige verhalen
laat Couperus dit zien, zoals in ‘De binocle’ en ‘Het afscheid’.
Werk en leven
Het beeld dat veel mensen van Couperus hebben, vindt Anbeek niet geheel juist.
Couperus heeft de indruk gewekt dat hij decadent was, dat alles hem kwam
aanwaaien en dat hij weinig tijd aan zijn werk besteedde. Dat, toen hij naar
Indië ging, de kamer waarin hij zou logeren geverfd moest worden in een kleur
die hem aanstond, is malligheid, en overigens ook grappig. Maar hij is een harde
werker geweest.
‘Wat ik jammer vind, is de nadruk die ligt op de vraag of hij
homoseksueel was. We moeten ons erbij neerleggen dat we het niet weten. Neem nu
bijvoorbeeld Extaze. De mannelijke hoofdfiguur, Taco Quaerts, een echte
mannetjesputter, is gebaseerd op jonkheer Ram. Je kunt zeggen dat zowel Jules
van Attema als Cecile van Even Couperus zelf is. Maar wat ik veel interessanter
vind, is dat de seksuele lust niet van de man komt, maar van de vrouw. Taco
heeft het klassieke beeld madonna-hoer, zij [Cecile van Even, RvG] is
geclassificeerd als madonna en dat betekent dat het voor hem onmogelijk is een
verhouding te beginnen. Voor zijn seksuele verlangen heeft hij andere vrouwen.
Dat was vernieuwend van Couperus en het interesseert mij meer dan alle
speculaties. Daarmee moet men ophouden.’
Couperus heeft gezegd dat alles over hem in zijn boeken is te
vinden en dat ziet ook Anbeek zo. Seksuele opwinding van een heteroseksueel
beschrijft hij ook, weliswaar discreet, bijvoorbeeld bij de schaatstocht in
Het heilige weten, waarbij de fysieke ontspanning man en vrouw beiden
opwindt. In Metamorfoze heeft Couperus als een soort voorloper van het
postmodernisme een merkwaardig spel gespeeld met feit en fictie. De schrijver
hierin, duidelijk de auteur zelf, heeft boeken geschreven die lijken op die van
Couperus, maar er wordt een andere draai aan gegeven. ‘Dat is boeiend en moet
bestudeerd worden. Ik ken geen schrijver die dat in die tijd zo gedaan heeft. De
relatie leggen tussen leven en werk kun je nu en dan doen, maar uiterst
voorzichtig. Het ligt veel ingewikkelder dan men soms denkt. Couperus is iemand
die erg mystificeert en dat moet je respecteren. Het meerduidige maakt zijn
teksten juist modern.’
31
Beschrijvingen van de maatschappij
Couperus en Hermans zijn voor Anbeek de grootste Nederlandse romanschrijvers.
Hermans is een ideeënschrijver, bij Couperus draait het om menselijke
verhoudingen. Ideeën aandragen was niet zijn sterkste punt. De ideeën in
Langs lijnen van geleidelijkheid maken het boek tegenstrijdig. Er is de
obsessie - typisch voor het fin de siècle - dat de vrouw door haar eerste
minnaar tot echte vrouw wordt gemaakt en
daardoor
in zeker opzicht afhankelijk van hem blijft. Tegelijkertijd belichaamt Cornélie
de Retz een ander maatschappelijk gegeven, namelijk een vrouw die scheidt en een
eigen leven wil leiden, wat ontzettend moeilijk was, omdat een alleenstaande
vrouw sterk moest zijn en geld moest hebben. Dat brandmerk van haar gestrande
huwelijk heeft daarmee niets te maken. Couperus zag dit zelf ook in.
‘Het is niet zo dat de ideeën in zijn werk onzinnig of
karikaturaal zijn. Zijn socialistische beeld van Brauws in Het late leven,
dat erg optimistisch is, was in die tijd heel algemeen. Het heeft iets
zweverigs, waar we nu allergisch voor zijn. Brauws, die van zeer goede stand is
en arbeider wil worden, is iemand die te vergelijken valt met vele studenten uit
de jaren zestig. Dergelijke maatschappelijke aspecten in Couperus’ werk
fascineren me, net als de psychologische, maar de filosofische aspecten boeien
me veel minder.’
Eline Vere grijpt Anbeek aan vanwege het portret van
de maatschappij dat erin geschilderd wordt, dat breed is en toch nooit triviaal,
soms zelfs zeer diepgaand. ‘Als het waar is dat Couperus het in één keer
opschreef, bijna zonder doorhalingen, is dat fenomenaal. Het is logisch dat dit
boek veel jongeren aanspreekt. Er wordt vaak gezegd dat jongeren van nu geen
romantiek meer kennen en de hele dag maar met oordopjes in lopen, maar als je ze
wat beter leert kennen, zie je dat ze wildromantisch zijn, vol grote dromen.
Gelukkig is dat hetzelfde gebleven, net als bij Eline. Haar verliefdheid op een
zanger, dat is heel herkenbaar voor een puber. Maar dergelijke onderwerpen
lijken tegenwoordig taboe.’
Die roman blijft, zegt Anbeek. ‘Het is een klassiek monument
voor adolescenten. Bijzonder eraan vind ik ook het einde, dat haast niemand
opvalt. Otto trouwt, waaruit blijkt dat het noodlot niet overal fataal toeslaat.
Aan vele romans uit die tijd zie je dat Zola’s idee van determinerende invloeden
geleidelijk aan geloofwaardigheid inboette. Wellicht is het tevens een concessie
aan het publiek. Maar Eline heeft ook gewoon pech. Als St. Clare eerder was
teruggekomen, was er waarschijnlijk niets gebeurd.’
In De stille kracht zegt Couperus duidelijk dat de
westerse en oosterse wereld elkaar niet verdragen. ‘Als je zo‘n boek schrijft,
ben je geen voorstander van kolonisatie. Couperus mag dan geen politiek
standpunt hebben gehad, maar het boek is beslist antikoloniaal.’ Als journalist
schreef hij niet altijd even boeiend over de maatschappij, wat volgens Anbeek
lag aan zijn stemming. Couperus kon soms ook nogal schmieren. ‘Vaak heeft hij
evenwel scherpe observaties gemaakt, als hij z’n dag had.’
Dit is het dertiende deel van een serie vraaggesprekken met literaire auteurs over de betekenis van Couperus voor hun werk.
(Uit: Arabesken 17 (2009), nr.33, p.28-31.)